Over stuyven en bestuyven!
Dewispelaere, J. (2019). “Over stuyven en bestuyven: De Stuyverij als praktijk van maatschappelijke vernieuwing.” Oikos 91, 3: 33-45.
In het kader van een onderzoeksproject van het Kenniscentrum Gezinswetenschappen (Hogeschool Odisee), verdiepten we ons in de werking van De Stuyverij. De Stuyverij is bekend als incubator van ’broedplekken’, facilitator van persoonlijke initiatieven en organisatie-ontwikkeling, als initiatiefnemer van het Cokido-netwerk voor kinderopvang in beurtrol en van tal van projecten als Quatre Car (foodtrucks) en m’Arct de Triomphe die reguliere en burgerinitiatieven in Kortrijk
verbindt. De gedreven consultancy vond intussen ook een weg Europa-wijd. In dit artikel beschrijven we krachten en uitdagingen van ‘ Stuyfprojecten’ en wat we hieruit voor maatschappelijke vernieuwing kunnen leren.
Het hart van de methodieken
Op een late avond in november zijn een tiental organisaties aanwezig op een kennismakings-avond, waar De Stuyverij haar ontstaan en werking toelicht. Wat me direct opvalt is de ongedwongen, open sfeer. De Stuyverij is een huis met ook letterlijk een lage drempel, een woonruimte met een grote
keuken en een tuin ‘door het publiek onderhouden’. Eefje, Tine en Eline vertellen en laten foto’ s zien. Terwijl ik luister, ontstaat geleidelijk aan een gevoel waarom de medewerkers van De Stuyverij zoveel mensen bereiken en enthusiasmeren. Ik zie veel uitwisseling, vragen, bedenkingen – alles mag er zijn. Ze streven echt naar een framily en trekken dat door in al hun sessies. De belangstelling in anderen heeft geen bijbedoeling, het gaat niet om aanzien, niet om een vorm van macht en ook niet op de eerste plaats om geld. Er is een vertrouwen dat wat goed is ook wel zijn weg vindt.
Je voelt hoe de interesse in mensen en de goesting om te ondernemen samen-horig-heid schept. Een broed-plek dus. Iets uitbroeden: daar heb je warmte voor nodig. Grappig ook het woord – de humor leeft tussen de lijntjes en op de lijntjes.
Die eigenschappen van openheid, warmte, echtheid en de pragmatische no-nonsens, geëngageerde aanpak: hier voel je precies waar Fromm (1998) het over had toen hij al lang geleden nadacht over liefde in de samenleving. Je voelt als het ware de hartslag van toekomst (als wat mag en kan op je toekomen). Michel de Kemmeter (2014) noemt het in Le nouveau jeu économique (p.182)
‘l’intelligence de coeur’ .
Ook in de ‘wereld’ van counseling kent men zeer goed de basisvoorwaarden om veranderingsprocessen in mensen en groepen in gang te zetten. Daar heten ze ‘grondhoudingen’ die overheen alle richtingen van counseling essentieel zijn: empathie, echtheid en onvoorwaardelijke positieve waardering. Als een helper of facilitator bewust voor deze drie grondhoudingen kiest -niet als voor technieken, maar als voor een wijze van zijn- en zich erin schoolt, helpt hij degene die ondersteuning of richting zoekt zichzelf zoals me nu is te leren kennen en positief tegemoet te treden (Leijssen, 2013 ).
Historiek en voorbeelden van projecten
In 2013 werd ‘De Stuyverij’ opgericht, als een buurtwerking waar mensen op eigen initiatief elkaar konden ontmoeten, inspireren en ondersteund groeien in ontwikkelen van eigen projecten en
verbindend ondernemerschap .
De initiatiefneemster -Eefje Cottenier- was voordien werkzaam in bedrijfsconsulting. Ze botste hierbij steeds meer op de vraag ‘waarom doen we wat we doen?’ en zag tal van uitdagingen voor
mensen, organisaties en het beleid :
-aansluiting vinden bij jezelf en anderen(vergelijk vereenzaming en armoede, alcohol-en middelenafhankelijkheid, burn-out en hoge zelfmoordcijfers)
-in een context van toenemende verstedelijking en culturele diversiteit: verbinding scheppen tussen mensen in buurten, steden en breder in de samenleving
-betaalbare gezondheidszorg, kinderopvang, zorg voor ouderen,…
-ontwikkelen van een leefbare (=solidaire en ecologische) economie en van ondernemerschap
-balans vinden tussen werk, persoonlijke ontwikkeling en gezinsrelaties
De Stuyverij groeide van een multiculturele buurthuis-werking, snel uit tot een voorbeeld van wat ‘betrekken van mensen’ op elkaar en op wat hen zin geeft, kan betekenen. Eefje richtte de benedenverdieping van haar huis als een ontmoetingsruimte in, die alle kenmerken van een leefruimte behield, inclusief een grote keuken waar ook samen gekookt werd. In deze huiselijke omgeving werd de drempel voor in gesprek komen en jezelf in vraag stellen heel laag.
De Stuyverij werd een ‘broedplek’, een plaats waar mensen actief op zoek kunnen gaan naar voldoening door samen te experimenteren en initiatief te nemen. Ze kreeg snel veel weerklank van andere organisaties ( uit het cultuurleven, de circulaire economie, uit burgerinitiatieven en sociaal werk) en van de locale overheid.
Uitgangspunt voor de broedplekken is het scheppen van een omhulling of ‘framily’ waar mensen zich thuis kunnen voelen en dichter bij zichzelf komen. ‘Framily’ als samenvoeging van de woorden family en friends verwijst hier naar de kracht en ondersteuning van nabije verbindingen zoals die in een familie kunnen bestaan, maar in onze tijd in een brede kring van tochtgenoten moeten gezocht worden (Lemaitre, Rombauts, 2016).
Via deelname aan persoonlijke groeitrajecten en co-werklabs vinden mensen hun eigen weg naar nieuwe zingeving of initiatieven gericht op (zelfbedruipend) ondernemen. Via vorming wordt de werkwijze van de broedplekken gedissimineerd naar organisaties en overheid. Zo werkt de Stuyverij aan sociale cohesie en gemeenschapsvorming (o.a.project in sociale woonwijk in Oostkamp), sociaal ondernemerschap (voor jezelf of in een netwerk), organisatie-ontwikkeling (o.a. project Opstap
Roeselaere) en innovatieve projecten (Cokido, Bekokstoverij…).
Door mensen uit het netwerk van De Stuyverij met elkaar te connecteren, ontstaat een breed draagvlak voor groei en ondernemerschap. De projecten die vanuit de broedplekken ontstaan zijn gericht op persoonlijke zingeving, op nieuwe tewerkstelling of op onderlinge solidariteit en maatschappelijke balans.
Een voorbeeld van een project is ‘Quatre car’- een participatieve food-truck. De doelstellingen bij het inzetten van de food-truck zijn ‘viervoudig’: ecologisch (gebruik maken van voedseloverschotten), gericht op verbinden van mensen uit verschillende culturen (in een buurt bijvoorbeeld), bevorderen van gezondheid en ‘spelend’ ondernemen. Het bekendste project is: ‘Cokido’ (platform voor beurtrollen in kinderopvang). Voor elke dag dat men kinderopvang aanbiedt kan me vier dagen
kinderopvang ontvangen. Cokido was reeds na een half jaar online een omvattend netwerk van 30 zelfstandig functionerende oudergroepen ondersteund door een help-desk.
Een inspiratiedag
Tijdens een voorstelling van de Stuyfplekmethodiek (Leuven,najaar 2017) aan medewerkers van de Huizen van het Kind- Vlaams-Brabant, zien we hoe de medewerkers in beweging komen en smaak krijgen in de projecten. Open ondernemen en netwerken tussen burgers, tussen reguliere initiatieven in welzijn en zorg en de lokale overheid, inspireert. Vooral ook de wijze waarop mensen be-trokken worden in de projecten. Niet trekken en richting geven, maar mensen be-trekken en laten ontdekken wat ze samen kunnen opbouwen.
Tijdens een ‘veilingoefening’, komen de deelnemers heel concreet in actie: ze kunnen eigen
behoeften noemen en zien wie daar iets op ‘aanbiedt’. Zo ontstaan ‘hier en nu’ onverwachte contacten, bijvoorbeeld: iemand die weet heeft van een buur die op een ouder familielid van een andere deelnemer zou willen passen, een andere deelnemer die weet hoe je best filmpjes monteert en een namiddag wil vrijmaken om dit een collega uit een andere vestiging te laten zien.
Eefje en haar team slagen erin om professionele welzijnswerkers die voor een moeilijke uitdaging staan (de toen nakende overheveling van provincie naar Vlaamse Gemeenschap), te enthusiasmeren en moed te geven. Verbinding scheppen in hun werksituatie maar ook voor zichzelf als persoon begint met delen van behoeften en open gesprek.
Samenwerken met welzijnsorganisaties en lokale overheid
(M’)Arc(t) de Triomphe
Al meerdere jaren vraagt de Stad Kortrijk aan De Stuyverij om naast of verweven in de bestaande eerder commerciële kerstmarkt een alternatief te organiseren. De Stuyverij coördineert dan het samenwerken van burgerinitiatieven, lokale welzijnsinitiatieven (zowel van de overheid als
zelfstandige vzw’s) en enkele scholen van lager, middelbaar en hoger onderwijs.
Als ik het smalle straatje achter het stadshuis inloop zie ik al van ver hoe andere mensen zich in de richting van het administratief centrum spoeden. Buiten staan enkele groepjes van medewerkers van lokale organisaties geanimeerd in gesprek. Boven in de zaal met wijd uitzicht op de stad is het een drukte als in een bijenkorf. Ik schat voorzichtig dat er zich al een 90 mensen hebben verzameld.
Mensen uit de toen nog OCMW-werking, de Vereniging waar armen het woord nemen, studenten uit een opleiding technologie van HOWEST, een lokale radio, enkele leerkrachten, medewerkers van een woonzorgcentrum, van een opvangcentrum uit de jeugdzorg… Er wordt op een ludieke manier vertrokken van wat er alles nodig is voor de markt: mensen die reclame ontwerpen, logistieke ondersteuning, en natuurlijk vooral: inhoudelijke ideeën. Er worden groepjes gevormd bijvoorbeeld
rond initiatieven die zich op de radio willen laten horen, rond wie een stand wil opzetten,… En dan
gaat het vlug: de ideeën bruisen: een organisatie biedt spelen aan, een andere wil zelfgemaakte cadeau’s verkopen, een derde zal inpakken wat mensen meebrengen als geschenk voor wie kwetsbaar is,...
In enkele weken tijd ‘staat’ er een kerstmarkt opgebouwd omheen een ‘arc de triomphe’ waarin je in de zijmuren pakjes kunt achterlaten. En natuurlijk staat er ook een food truck, waar met producten uit voedseloverschotten gekookt wordt en elk zelf bepaalt wat hij voor een gerecht betaalt…
De opbrengst van de kraampjes en acties wordt gelijk verdeeld onder alle deelnemers. Ongetwijfeld laat de samenwerking tussen al deze organisaties binnen het welzijns-weefsel in Kortrijk gulden sporen na, die later nieuwe vruchten afwerpen. En vooral: midden in de shoppingskoorts , ontstaat een ‘markt’ waar het om géven gaat. Is het niet ontroerend om horen hoe bejaarden uit een naburig woonzorgcentrum zelfs in rolstoelen geduldig aanschoven, om iets te kunnen schenken voor kinderen of jongeren in nood?
Stappen en methodieken
Zoals bij elke coaching, zijn er ook in het ‘stuyven en bestuyven’ een aantal stappen. Het begint met een vraag van mensen die op zoek zijn. Die zich niet meer voelen passen in deze samenleving, zich niet nuttig voelen of overwerkt zijn, of ‘gewoon’ aan een nieuwe stap toe zijn . Of van een organisatie die graag haar medewerkers terug bij hun eigen creativiteit zou brengen. De oriëntatiefase is als het ware een ontwaken van de vraag, is de fase van angst voelen om te veranderen, maar toch een eerste stap zetten. Een stap naar samen zitten met anderen en met een facilitator en onderkennen dat er inderdaad een nieuwe stap gevraagd is. Je bemoedigd voelen, herkenning en erkenning door anderen ervaren en merken dat je niet alleen bent met je vraag. Alles staat en valt hierbij met de echtheid en betrokkenheid van de facilitators.
En dan vat je moed en wil je op weg gaan. Maar waar ga je nu precies op focussen? Wat ga je ondernemen, met welk doel? Er ontstaat een eerste ‘crisis’(in de zin van angst én uitdaging), de focuscrisis: wat wil ik dan eigenlijk?
In de tweede fase, de focusfase wordt meestal gewerkt vanuit de golden circle methodiek (Sinek, 2009): waarom vind ik belangrijk om een initiatief te nemen bijvoorbeeld voor inclusieve kinderopvang? Je formuleert je antwoord: ik wil dat alle kinderen gelijke kansen krijgen, de coach stelt terug de vraag waarom dat zo belangrijk voor je is? En nog eens, tot je bij de essentie bent van waarom je wilt ondernemen. Pas als je goed jouw ‘waarom’ kent, komt je bij je energie. Daarna kun je het ‘wat’ en het ‘hoe uitwerken’, je daarbij telkens afvragend of het je meer energie geeft. Dat doe je niet alleen, je kunt je daarbij laten inspireren door mensen uit het netwerk van de Stuyverij of andere mensen uit het werkveld. Een van de ingezette methodieken is de connectorsmeeting, waar je mensen die voor jouw project en voor het project van anderen belangrijk kunnen zijn, leert kennen. Je gaat op zoek naar bestaande good practices, via het netwerk. Tegelijk baken je af wat jouw eigenheid wordt. Het is ook een fase van loslaten, omdat inspiratie vinden zowel vraagt om open te staan (en soms geduldig wachten en rijpen) als om keuzes maken.
Dan nadert de derde fase: deze van het ondernemen zelf. Ook hier gaat vaak een moment van crisis aan vooraf. Kan ik dat dan wel? Durf ik dat echt? In Stuyftermen is dit de ‘statuscrisis’. Ook hier is het belangrijk in verbinding te komen met anderen. Alle nadenken over hoe je je zichtbaar maakt
(‘marketing’), over je basis financiële structuur, over hoe je bewust duurzaam gaat werken vraagt om ontdekken in verbinding met anderen. Het is in de uitwisseling met anderen (in jouw product of dienstverlening geïnteresseerden, leveranciers, connectors binnen het netwerk, je coach) dat jouw idee als in een lemniscaat beweegt. Je deelt wat je als doel hebt, het wordt ‘bewogen’ door de ander en keert verrijkt naar jou terug. Er onstaat een ademen tussen jouw initiatief en de concrete samenleving om je heen.
Zo beschreven lijkt het misschien alsof De Stuyverij niet zeer verschilt van wie vergelijkbare stappen zet binnen ondersteunende organisaties voor ‘starters’. En toch is het anders en heel eigen: de framily-spirit loopt door alle fasen heen. De processen van coaching en ondersteuning gaan op in deze betrokken omhulling die heel wat kenmerken heeft. Als we naar de resultaten en dynamieken tussen connectors kijken, vallen vooral op: sterke en oprechte interesse in de ander als mens, interesse in waar het op dit moment in een onderneming voor de medewerkers om gaat, openstaan voor de heel eigen invulling die iemand aan zijn/haar project wil geven en de persoon helpen op zoek te gaan dit eigene te realiseren, aandacht voor serendipiteit én voor synchroniciteit. Gefocust zijn op de golden circle van de persoon of onderneming, én: doen is het nieuwe denken.
Kwetsbaarheid en moed
Omdat de eerste stap de belangrijkste is, zoomen we nog wat meer in op de oriëntatiefase. Uit het onderzoek van Brené Brown (2013) leren we dat Iets nieuws voorstellen betekent dat je je kwetsbaar opstelt.. Een idee dat afgeblokt wordt, een idee waarom je uitgelachen wordt – je voelt dit fysiek..
Schaamte proberen we te vermijden, maar ze is deel van het leven . Kwetsbaarheid is de poort naar creativiteit. Geen creativiteit zonder kwetsbaarheid. De situaties waarin we ons meest kwetsbaar voelen (bijvoorbeeld je liefde uitspreken voor iemand, aan de wieg van een pasgeboren kind staan, solliciteren voor een nieuwe job) zien we als het om andere mensen gaat vooral als moed.
Kunnen we een experimenteerruimte scheppen waarin mensen niet worden uitgelachen, afgebroken, bekritiseerd, maar waar er net naar hen geluisterd wordt? Waarin je aangemoedigd wordt om een idee uit te werken, verhelderende vragen en opbouwende feedback krijgt? Als dat er is begin je te groeien, je wordt vanuit vertrouwen opener en dus creatiever. Grotere openheid betekent ook meer contacten durven aangaan, die je nodig hebt om ondernemend te zijn (Cohn, Frederickson, 2009).
Kwetsbaarheid omarmen is niet soft: het is ja zeggen tegen je mens-zijn. Je kwetsbaarheid toelaten en benoemen betekent niet dat je je klein maakt. Het betekent misschien wel dat je aangeeft dat je op iets nu geen antwoord hebt, maar dat je het zult uitzoeken om voor jezelf of de ander een waardevolle raad of goede info te geven.
Het is dus helemaal niet erg als iets niet lukt, als je nadien stappen kunt zetten naar iets wat wel lukt, leer jij ervan en alle mensen om je heen. Durf je je niet kwetsbaar opstellen, dan geef je ook dat door: aan je collega’s, je baas, je kinderen… (Brown, 2013).
Brown schreef ook een leiderschapsmanifest, waaruit we de stem van de werknemer citeren:
‘We zijn van nature nieuwsgierig, betrokken en gericht op verbondenheid. We willen niets liever dan zinvol bezig zijn en we verlangen ernaar om een creatieve en waardevolle bijdrage te leveren. We zijn bereid risico’s te nemen, onze kwetsbaarheden te omarmen en moed te tonen.
Wanneer jullie geen oog meer hebben voor ons als persoon en voor onze moed, maar alleen nog voor wat we presteren of produceren – dan verliezen wij onze betrokkenheid en keren wij ons af van datgene wat de wereld juist van ons nodig heeft: ons talent, onze ideeën en onze passie.
We vragen bovenal van jullie om er voor ons te zijn, jezelf te laten zien en moed te tonen in jullie leiderschap; om samen met ons te profiteren van de kracht van kwetsbaarheid.’ (ibid., p. 209)
Eefje Cottenier heeft het graag over: ‘de hokjes voorbij’. Kunnen we overheen alle hokjes waar we als mens geleidelijk ons toe laten herleiden (opleidingen, beroepen, instituties) terug naar de essentie van enerzijds zelf creatief ondernemen (‘uit je hok komen’) en openstaan voor elkaar: ‘de hokjes openen en verbinden’? Voor zover dit om intens scheppen van netwerken gaat waarin mensen terug nabijheid ervaren, kennis, kunde en soms bezit delen, in een geglobaliseerde wereld de mogelijkheden tot samenwerken benutten, sluit de visie van De Stuyverij goed aan bij de peer-to- peer samenleving zoals Michel Bauwens (2013) die beschrijft in ‘De wereld redden’.
Doen is het nieuwe denken
Parallel met coachingsvisies in Nederland (Coronor, 2015), is één van de sterke accenten van De Stuyverij en ook vaak van andere broedplekken: vertrouwen hebben in wat we ‘handelend denken’ zouden kunnen noemen. Het is niet mogelijk alles te wikken en te wegen vooraleer men een initiatief neemt. Dan sterft vaak de kiem vooraleer iets begint te groeien. Beter is het kiemproces als een handelen te zien: net zoals uit een zaadje zowel een kleine wortel als een eerste onschijnbaar blaadje groeit en de wortel verder voedingsstoffen opneemt, het blaadje licht omzet in voeding. In die zin is doen het nieuwe denken. In de wisselwerking met anderen ontstaat bodem en lucht. En al direct zet het blaadje CO2 in zuurstof om… Je zou het ook ‘handelen vanuit de toekomst’ kunnen noemen. We zijn gewoon analytisch vanuit het verleden stappen voor te bereiden en herhalen dan vaak het verleden. Maar zowel in persoonlijke als organisatiecoaching is ‘luisteren’ naar wat vanuit de toe-komst zich wil aandienen essentieel (zie hiervoor o.a. Theorie U (Scharmer, 2011)).
Een mooie voorbeeld van ‘doen is het nieuwe denken’ en wat daardoor ook onverwacht ontstaat vinden we binnen VOC Opstap, de eerste organisatie die intern de methodieken van De Stuyverij ging toepassen.
VOC Opstap vzw
Vrijetijdsondersteuningscentrum Opstap vzw is een vrijwilligersorganisatie die kinderen, jongeren en volwassenen met een (vermoeden van) beperking helpt om tot een zinvolle vrije tijdsactiviteit te
komen. Opstap was de eerste ‘reguliere’ organisatie die het concept van broed- of stuyfplekken, geïnspireerd door De Stuyverij zocht te integreren in hun werking. Ze bieden stuyfsessies, connectormeetings en co-worklabs aan. Intern werd Opstap gereorganiseerd, het werd van een meer verticale een vooral horizontale organisatie met ruimte voor veel initiatief van de medewerkers. Een experiment met veel uitdagingen, omdat iedereen (medewerker, vrijwilliger, bezoeker) gevraagd wordt op zoek te gaan naar de (sociaal) ondernemer in zichzelf. In hun visie-omschrijving klinkt het dat ze vanuit ‘Méér groeikansen voor iedereen’, naast op het helpen vinden van een vrijetijdsaanbod op maat, ook focussen op innovatieve werkwijzen om de kwaliteit van kwetsbare doelgroepen te vergroten. En gaan voor een toegankelijke wijze van sociaal ondernemen en verbinden om impact te hebben op het geluk dat mensen ervaren.’ Deze golden circle-omschrijving concretiseert zich in
bijzondere ‘bestuyvingen’. Zo wordt de ontmoetingsplek in Roeselaere nu open gehouden door thuislozen, die op hun eigen interesses worden aangesproken en zo terug zin ( goesting en verbinding) vinden.
De Stuyfplek werd aanvankelijk uit eigen middelen gefinancierd. Recent ontstonden lokale partnerships rond deze werkvorm. Onder meer met de stad Roeselare onder de noemer stadsmakerij en met OC St Idesbald, een zorgpartner die wenst te investeren in deze innovatie. De interesse groeit omdat stuyfplekken ook ‘gewoon’ ontmoetingsplekken zijn voor mensen uit de
buurt of inwoners van de stad die over een specifiek thema of initiatief willen uitwisselen. Het is indrukwekkend te zien wat door een mix van sterke en meer kwetsbare burgers die initiatief nemen alles ontstaat en lokaal een gans nieuw draagvlak genereert. Twee voorbeelden: het burgerinitiatief ‘Meer bomen in Roeselaere’ waarbij in de stad tal van groenaanplantingen gebeuren – letterlijk en figuurlijk een project dat de stad laat ademen (https://meerbomeninroeselare.be/). Of: Roeseloare
zingtegoaren, een burgerinitiatief ondersteund door VOC Opstap, Stad Roeselare en Amate Galli vzw.
Netwerking van De Stuyverij
Als uit het project m’Arc(t) de Triomphe bleek, bouwt De Stuyverij aan netwerken tussen reguliere organisaties en bijvoorbeeld burgerinitiatieven. Ook met bedrijven, lokale en regionale overheden
en uiteraard met ‘zusterorganisaties’ in binnen-en buitenland ontstaat een netwerk. Als voorbeelden noemen we het project Partons 2.0, waarin onze Franse buren zich door de Stuyfplekmethodieken laten inspireren en het eerste ‘Stuyflab français’ in januari 2019 in Lille plaats vond (https://www.partons2-0.eu/fr/portail/108/actualite).
Met het Cokido-platform participeert De Stuyverij in het Families Share project (https://www.families-share.eu/), waarin samen met citylabs uit Thessaloniki, Hamburg, Budapest, Bologna, Trente en Venetië wordt gewerkt aan een digitaal netwerk en platform van good practices met betrekking tot kinderopvang door burgers. Inhoudelijk is vooral Cokido trekker van dit project. De andere steden en regio’s zijn in hun economische context evenzeer op zoek naar nieuwe work-life balansen en/of naar betaalbare kinderopvang…
Vergelijkbare initiatieven bestaan en ontstaan wereldwijd. Canada, Australië, Latijns-Amerika: overal is de nood dezelfde omdat het dominante economische discours met wat dan alles fout loopt, hetzelfde is. Maar ook omdat mensen overal op zoek zijn naar leef-en werkbare toekomst. Of meer nog: naar een wijze van leven die in overeenstemming is met wat men als respectvol ten aanzien van elkaar en ten aanzien van de natuur ervaart. De meerwaarden van een nieuwe ‘blue economy’ komen dan centraal te staan (Beck, Cowan, 2014). Zo is er uitwisseling met Percolab (www.percolab.com), onder andere bekend van ‘Art of hosting’.
Bestuyven in een onderwijscontext
Broedplekken of wat we omwille van de inspiratie uit De Stuyverij nu stuyfplekken noemen, kunnen op verschillende wijzen ook in onderwijs worden ingezet. Momenteel gaat het om toepassen van delen van de methodieken, aangevuld met specifieke opdrachten vanuit het opleidingscurriculum.
Binnen HOWEST verzorgt De Stuyverij een reeks co-worklabs in de opleiding Bachelor Netwerkeconomie en kan er zo studenten social entrepreneurship in hun methodieken inleiden en inspireren bij projectwerking.
Binnen Odisee richten we sinds maart 2018 op de Campus Schaarbeek voor studenten uit de opleidingen Bachelor Gezinswetenschappen en Banaba Psychosociale Gerontologie een broedplek ondernemerschap in. Deze brengt studenten uit de trajecten jongvolwassenen en volwassenen, alumni en docenten samen, die sociaal ondernemend aan de slag willen of reeds zelfstandig of in het kader van een organisatie werken. Studenten kunnen dit eventueel combineren met het Odisee- brede keuzevak ESKI (Entrepreneurial skills). In beide zetten we in op duurzaam ondernemen in samenhang met de Sustainable development skills.
Kansen en uitdagingen
De visie en methodieken van De Stuyverij sluiten naadloos aan bij de ‘Donut-economie’ (Raworth, 2018). Deze schetst de uitgangspunten van een economie die beweegt tussen de grenzen van wat de planeet kan dragen en wat mensen voor hun persoonlijke en gemeenschappelijke ontwikkeling nodig hebben. Zo is een van de uitgangspunten van het ‘waarom?’ van economie voor haar de zorg voor gezinsrelaties. Stuyfplekken kunnen een deel van de visie van Raworth concretiseren en zich als initiatieven van burgers in een cultureel en/of economisch gebied van de maatschappij ontvouwen. Het mensen zelf in beweging brengen als in het project Cokido stimuleert persoonlijke creativiteit en werkt zondermeer verbindend. In het bijzonder als Cokido-groepen ook van elkaar gaan leren en connecteren met andere initiatieven binnen en buiten kinderopvang.
Organisaties en ondernemingen als De Stuyverij staan echter ook voor veel uitdagingen (Phillips e.a., 2015). Deze situeren zich zowel in de broedplekken als in de maatschappelijke context.
De initiatieven die vanuit organisaties als De Stuyverij ontstaan en ook De Stuyverij zelf willen zoveel mogelijk zelfbedruipend zijn, om voldoende vrij en snel initiatief te kunnen nemen. Tegelijk werken ze samen met de locale of regionale overheid om deelprojecten mee gefinancierd te krijgen. Het verhaal van de verhouding tussen overheid en broed- of stuyfplekken is complex. In een land als Portugal dat veel sterker door de financiële crisis werd getroffen dan België, ontstonden noodgedwongen vele locale coöperaties en werden in verschillende steden alternatieve munten niet als extra maar als essentiële wijze om zich economisch te organiseren, ingevoerd. Het land staat dan ook erg open voor initiatieven als deze van De Stuyverij, omdat deze het persoonlijk initiatief en het verbindend werken aanmoedigen. Tijdens een economische missie die het staatsbezoek van de koning aan Portugal (2018) vergezelde, werden bestaande contacten sterk uitgebreid.
Hoe is het in België? De Stuyverij werd omschreven als good practice o.a. in ‘Impactgedreven ondernemen’ (Bracke, P., Van Wassenhove, T., 2015) en uitgenodigd op de bijeenkomst van ‘jonge sociale ondernemers’ aan het Koninklijk Hof (14 november 2017). Het project Cokido werd
opgenomen in de inspiratiegids ‘Bezige Burgers’, een publicatie n.a.v. de Gezinsconferentie van maart 2019 over burgerinitiatieven (Matthijs, Fagardo e.a., 2019). We zien hoe lokale en regionale overheden toenemend interesse tonen voor de projecten. Soms organiseren ze zelf vergelijkbare projecten en bieden deze goedkoper of gratis aan. Dat genereert een spanningsveld: initiatieven als De Stuyverij moeten rendabel kunnen blijven. Het is belangrijk dat een goede afstemming plaatsvindt en burgerinitiatieven inspirerend en betrekkend kunnen blijven werken.
Het vraagt heel wat om de ‘spirit’ van sociaal ondernemen niet als extra, maar als essentie van je bedrijf of organisatie te ontwikkelen. Broed- of stuyfplekken vragen om de zeldzame mix van: plezier in ondernemen en ruimte om veilig te ondernemen, intense interesse in mensen en: fantasie!
De huidige overheidsstructuren zijn door hun hiërarchische structuur en partijpolitiek bepaalde invulling daarvoor vaak te weinig bewegelijk, terwijl er wel veel gedreven en competente mensen aan de slag zijn.
In aansluiting bij Perlas (2003) en Holemans (2016) menen we dat je in de driehoek van staat-markt en burgerinitiatief niet één sjabloonvormige goede oplossing hebt voor hoe je de verhoudingen
tussen de drie best organiseert. Best lijkt ons om in eerste instantie in te spelen op wat op een voor burgers te overziene schaal (een kleine of middelgrote stad, een groep van gemeenten) aan samenwerking mogelijk is en op die schaal met andere initiatiefnemers in gesprek te gaan. Ook in een stad is vaak nog veel specificiteit mogelijk en vaak nodig. Denk aan de ontwikkeling van alternatieve munten. Deze hoeven gezien verschillende noden niet in elke stadswijk op dezelfde leest te worden geschoeid, maar je kunt wel uitwisselbaarheid over wijken via een stadsmunt voorzien.
Onze samenleving kent enkele valkuilen waar ook sociaal ondernemers en consultants niet immuun voor zijn. De druk om winst te maken en zo toekomstige projecten te financieren is zeer groot. Burn- out is niet minder aanwezig in sociale economie als in andere takken van het ondernemen of de dienstverlening. Naast het ondernemen is ‘goede tijd’ vinden voor zichzelf en hun gezin intense uitdaging (Dewispelaere, 2017).Tevens zijn de meest gedreven medewerkers meestal ook op zoek naar hun eigen groei. Soms kunnen ook zij niet anders dan op hun levensweg een bocht nemen en verlaten een organisatie.
Om antwoord te bieden op deze uitdagingen is ook voor De Stuyverij verdere netwerking nodig. Deze uit zich o.a. in het in 2018 gestarte partnerschap waar o.a. Smart, VDAB, Blenders,Ubuntu/De achtkanter, De sociale Innovatiefabriek, Odisee, Percolab, Transitie Vlaanderen en Starterslabo Kortrijk deel vanuit maken.
De grootste druk is echter inherent aan het systeem waar vele sociaal ondernemers net graag een transitie van zouden zien: de neoliberale economie.
Geld en geweten
Het is zeker mooi en belangrijk als bedrijven en organisaties die opereren binnen het huidig economisch bestel interesse hebben om bijvoorbeeld een Cokido-opvang voor en door hun werknemers te organiseren of broedplekken in hun bedrijf of organisatie op te zetten. Maar hoe zou het zijn als de economie in zijn geheel door het principe van ‘framily’ zou worden geïnspireerd? Het is niet echt moeilijk om meer economische samenwerkingsvormen te bedenken waarin associatieve in plaats van neoliberale standpunten overwegen. Geleidelijk kan het woord ‘speelruimte’ dan weer zijn positieve betekenis krijgen. Starters en ondernemers in een latere fase hebben deze ruimte nodig om te kunnen experimenteren en ontdekken. Hoe zou het zijn als mensen steeds op een
voldoende groot basisinkomen kunnen terugvallen en dus geen grote risico’s hoeven te lopen als ze ondernemend worden? Dit kan een boost geven aan de veiligheid die mensen willen voelen als ze de eerste stappen of ook latere stappen in associatief ondernemerschap zetten.
Vaak lees je dat bedrijfsleiders die strikt genomen niet tot de sociale economie behoren aangeven dat ze toch ook sociaal zijn. Dat zij vaak hele goede bedoelingen hebben staat buiten kijf. Maar een economisch model van winstmaximalisatie en beursgerelateerde speculatie-economie, dat mensen net in een steeds meer gepolariseerde samenleving duwt, staat o.i. uiteindelijk haaks op dat wat het hart uitmaakt van vruchtbare Stuyfplekken (Burka, 2017). Stuyfplekken gaan best op zoek naar een coöperatieve ondernemingsstructuur waar ‘distributive by design’ (Rowarth, 2018) -het van bij aanvang inzetten op een billijk delen van meerwaarden- het uitgangspunt is.
Uiteindelijk is het een gewetensvraag (Klockenbring, 2013): willen we bijdragen aan een samenleving waarvan de staatsstructuur mensen zoveel mogelijk gelijke kansen en bescherming geeft, die mensen op cultureel gebied vrij laat en de economie associatief, in samenwerking en overleg helpt organiseren en reguleert? Of kiezen we ervoor dat vrijheid niet enkel op cultureel gebied, maar ook in de economie vooropstaat en tot de bekende uitwassen van ongelijkheid leidt? Kiezen we voor een door een neoliberale ideologie bepaalde maatschappijvorm die via het primaat van economische concurrentie en winstmaximalisatie tot ongelijkheid, met uiteindelijke roep naar een sterke man (of vrouw), lees: autoritaire leider leidt? Of voor een bewegelijke, solidaire samenleving, die elke mens en alle levende wezens, dus ook de aarde ten volle respecteert en het respect bevordert? Op weg naar een andere samenleving, is de grootste uitdaging o.i. het herorganiseren van de geldstromen en ook van de functie die geld inneemt. Banken die nieuwe initiatieven steunen, zonder zichzelf in de speculatie-economie in te schrijven en bijvoorbeeld heroriëntatie van pensioensfondsen lijken ons daarbij cruciaal. Ook het inzetten op complementaire munten. Dit kan impact-gedreven initiatieven in de huidige economische context zuurstof geven en maatschappelijke verandering mee katalyseren. Het stemt hoopvol dat locaal, regionaal en internationaal steeds meer initiatieven deze transities willen helpen realiseren.
Noot
Dit artikel vat resultaten samen van een onderzoek vanuit Hogeschool Odisee-Kenniscentrum Gezinswetenschappen. Voor methodische info verwijzen we naar het onderzoeksrapport (Dewispelaere, 2019).
Bio
Joris Dewispelaere is doctor in de psychologie. Hij werkt als docent en senior-onderzoeker aan de opleiding en het kenniscentrum Gezinswetenschappen van Odisee. Zijn interesse gaat uit naar projecten van maatschappelijke en onderwijsvernieuwing, en naar spiritualiteit in relatie- en gezinsbegeleiding. Contact: Joris.Dewispelaere@odisee.be
Bibliografie
Beck, D., Cowan, C. (2014). Spiral Dynamics. Haarlem: Altamira. Bauwens, M. (2013). De wereld redden. Antwerpen: Houtekiet.
Bracke, P., Van Wassenhove, T., (2015). Impactgedreven ondernemen. Gent: Academia Press. Brown, B. (2013). De kracht van kwetsbaarheid. Amsterdam: Bruna.
Burka, U. (2017). Jeder kann die Zukunft mitgestalten. Basel: IL-Verlag.
Cohn, M., Frederickson, B. (2009). Positive Emotions. In S. Lopez & R.Snyder (Edts.) Oxford Handbook of Positive Psychology. Oxford: Oxford University Press.
De Kemmeter, M., Mauhin, P. (2014). Le nouveau jeu économique. Grez-Doiceau: Otherways scrl. Dewispelaere, J. (2012). Werkplekleren in sociale economie. In Dewispelaere, J., Nuelant, T. (red.) Je werk of je leven. Schaarbeek: Kenniscentrum Gezinswetenschappen.
Dewispelaere, J. (2017). Liefde en tijd in partnerrelaties. In Dirk Luyten, Hans Van Crombrugge & Kathleen Emmery (red.) Het gezin in Vlaanderen 2.0, p.137-152. Antwerpen: Garant.
Dewispelaere, J. (2019). De Stuyverij als project van maatschappelijke vernieuwing- onderzoeksrapport. Schaarbeek: Kenniscentrum Gezinswetenschappen.
Fromm, E. (1998/1978). Haben oder Sein. München: DTV.
Holemans, D. (2016). Vrijheid en zekerheid. Berchem: Epo.
Klockenbring, G. (2013/1974). L’argent, l’or et la conscience. Alès: IONA.
Leijssen, M. (2013)/ Leven vanuit liefde. Tielt: Lannoo. Lemaitre, F., Rombauts, A. ,(2016). Framily. Tielt: Lannoo.
Matthijs, L., Fagardo, B., Emmery, K., Valgaeren, E., Luyten, D. (2019). Bezige Burgers. Brussel: Odisee en Gezinsbond.
Perlas, N. (2003). Shaping globalization. Civil Society, Cultural Power and Threefolding. Gabriola Island: New Society Publishers.
Phillips, W., Lee, H., Ghobadian, A., O’Regan, N., James, P. (2015). Social innovation and social entrepreneurship: a systematic review. Group & Organization Management, Vol 40(3), 428-461. Rowarth, K. (2018). Donuteconomie. Amsterdam: Nieuw Amsterdam BV.
Scharmer, C.O. (2011). Theorie U. Zeist: Christofoor.
Sinek, S. (2009), Start with why: how great leaders inspire everyone to take action. New York: Penguin Group.
Websites
De Stuyverij: www.destuyverij.be
Doen is het nieuwe denken : www.Corinor.nl en https://www.youtube.com/watch?v=6c1ln- mrgwc&list=PLCFwQu0b2XnvcHeDAW8zPFEDC5fUh8BEl&index=3
Interreg Partons 2.0: https://www.partons2-0.eu/fr/portail/108/actualite Kenniscentrum Gezinswetenschappen: http://www.kcgezinswetenschappen.be Opstap: www.vocopstap.be
Project Family Share: https://www.families-share.eu/
Noten
https://meerbomeninroeselare.be/
https://www.partons2-0.eu/fr/portail/108/actualite
https://www.families-share.eu
http://www.percolab.com